Onderzoek

De manueel therapeut begint met een intake en een onderzoek.

– Tijdens de intake inventariseert hij de bewegingsgeschiedenis en klachten en zet die af tegen de situatie van de patiënt thuis, op het werk of in de sport. Zo krijgt de therapeut een totaalbeeld.
– Hij maakt een houdings- en bewegingsanalyse. Hierbij observeert hij de manier van staan en bewegen. Hij onderzoekt de patiënt en let op:
• het pariëtale systeem, ook wel spier-skelet systeem genoemd. Daarbij onderzoekt hij in hoeverre het spier-, bot- en bandweefsel verantwoordelijk is voor de klachten.
• het viscerale systeem, ook wel orgaan systeem genoemd. De osteopaat onderzoekt in hoeverre de diverse organen in buik en borstholte verantwoordelijk zijn voor de klachten in het bewegingsapparaat.
• het cranio-sacrale systeem, ook wel schedelbot-heiligbeen systeem genoemd. Hierbij onderzoekt de therapeut of de schedelbeenderen en het heiligbeen de mogelijke oorzaken zijn van de klachten.
– Verschillende testen (neurologisch en orthopedisch) en ook provocatietests maken het manueel therapeutisch onderzoek compleet. Soms is aanvullend onderzoek bij arts of specialist nodig (bijvoorbeeld röntgenfoto of bloedonderzoek).

Aan de hand van de intake en de onderzoeken stelt de therapeut een behandelplan op en doet een behandelvoorstel, ter goedkeuring aan de patiënt.
Bij akkoordverklaring door de patiënt gaat hij over tot de manueel therapeutische/osteopatische behandeling.

Behandeling

Wat doet de manueel therapeut tijdens de behandeling?

De behandeling omvat onder meer:

  • Specifieke handgrepen, uitgevoerd met zachte druk op het bot en lichte rekking technieken aan kapsel- en bandstructuren. Ook specifieke mobilisatie technieken van het spierweefsel kunnen deel uitmaken van de behandeling.
  • Specifieke zachte herhalingsbewegingen (ook wel bewegingsoscillaties genoemd).
  • Soms is het nodig om gedoseerde – snelle – impulstechnieken in te zetten. Deze manipulatietechniek wordt ook wel ‘kraken’ genoemd.
  • Specifieke – zachte – ‘viscerale’ manipulatie en mobilisatietechnieken ter bewegingsfunctie verbetering van de diverse orgaansystemen ten opzichte van hun omgeving.
  • Tenslotte gaat de patiënt, op aanwijzing en onder begeleiding van de therapeut zelf aan de slag. Hij gaat zelf bewegen om de herwonnen beweeglijkheid te behouden en/of te verbeteren.
Bekkenmeting
Schedelbotbehandeling

Het eerste manueel therapeutisch/osteopatisch consult duurt in de regel driekwartier tot een uur. Die tijd is nodig voor een goed onderzoek. De behandelingen hierna duren zo’n dertig minuten. Aan het begin van iedere behandeling wordt eerst doorgesproken hoe het de afgelopen periode gegaan is en of de klachten verminderd zijn. Veelal zal de behandelfrequentie van eenmaal per week (in het begin) afgebouwd worden tot eenmaal per twee of drie weken.

Meestal zijn vier of zes behandelingen nodig om de klachten te verhelpen. Zelden zijn meer dan negen behandelingen nodig. Aan het einde van de behandelperiode maakt de therapeut een eindrapport op en stuurt die naar de verwijzend arts. Indien nodig, zal de therapeut ook tussentijds rapporteren aan arts of specialist.

Na de behandeling kan de therapeut, in overleg met de arts, fysiotherapie adviseren. Dit is bijvoorbeeld nodig om te voorkomen dat de klachten terugkomen. Zo kan een gewrichtsblokkade in de nek het gevolg zijn van een verkeerde houding. De manueel therapeut/osteopaat heeft weliswaar de klacht verholpen, maar oefeningen bij de fysiotherapeut zijn vaak nodig om de verkeerde houding verder te corrigeren.